Zijn liefde voor theater en cabaret begon bij Kabaret Ivo de Wijs, waar hij op zijn zestiende met school naartoe ging. Hij ontdekte dat cabaret niet alleen scherp maar ook ontroerend en zelfs melig kon zijn. Ivo rijmde onder andere ‘toe bespaar mij het gehaspel van het voorspel en het naspel.’ wat hij uitsprak met de verkeerde klemtoon. Op de middelbare school trad hij tijdens een klassenavond op met een zelfgeschreven stukje waar tot zijn verbazing heel hard om werd gelachen. Een moeder van een klasgenootje zei ‘als je studie mislukt, kun je altijd nog cabaretier worden.’ Niet studeren leek hem een nog betere optie.
In 1986 belandde die in de finale van het Leids Cabaretfestival met de groep ‘De Morsige types’, later omgedoopt in ‘De Types.’ 12,5 jaar trok hij met Hans Riemens en Hans Paulides door het land met melige, scherpe en ontroerende acts en liedjes. Sommige mensen werden boos om een crematorium-act waarbij de begrafenisondernemer zei: ‘Heeft iemand er bezwaar tegen als ik er een appeltaartje bijschuif?’ Ook speelden ze een scène waarbij hij op de elektrische stoel zat en gevraagd werd naar zijn laatste wens: ‘Nou, als u straks de hendel overhaalt, zou u dan mijn hand vast willen houden?’