Gerard Cox, geboren en getogen in Rotterdam op 28 februari 1940, begon zijn carrière niet als zanger, maar als onderwijzer. Zijn passie voor muziek en toneel bracht hem echter naar het podium, waar hij al snel opviel als vertolker van luisterliedjes in de stijl van Jaap Fischer. Begin jaren ’60 maakte Cox zijn eerste grammofoonplaatopnamen en werd hij steeds bekender in Nederland en Vlaanderen. Zijn veelzijdigheid als artiest bracht hem in contact met diverse cabaretiers en theatergezelschappen, en zijn naam werd uiteindelijk synoniem voor humor, muziek en scherpe maatschappijkritiek.
Carrière en Controverses
Gerard Cox was in de jaren ’60 al een controversiële figuur. Zijn samenwerking met het cabaretgezelschap Lurelei leidde in 1966 tot een proces-verbaal wegens het lied Arme ouwe, dat werd beschouwd als beledigend naar de Koning. Later in zijn carrière bleef hij provoceren, zoals toen zijn lied God is niet dood leidde tot een afgelaste uitzending van de VPRO. Ondanks deze controverse bleef hij geliefd en werd hij een vaste waarde in de Nederlandse en Vlaamse muziek- en theaterwereld. Zijn samenwerking met Frans Halsema in de jaren ’70 resulteerde in de hit ’t Is weer voorbij die mooie zomer, maar ook hier kreeg hij kritiek van de artistieke wereld, die zijn commerciële succes niet altijd waardeerde. Cox combineerde zijn muzikale talent met rollen in films en theaterproducties, en in de jaren ’90 werd hij vooral bekend door zijn werk als scenarioschrijver en acteur in de populaire televisieserie Toen was geluk heel gewoon. Na zijn 81ste verjaardag in 2021 kondigde Cox aan zijn carrière als theateracteur te beëindigen, maar zijn invloed op de Nederlandse popcultuur blijft onmiskenbaar.